De ondergang van de Duitse god en de Sloveense angst voor stilte: wanneer Porsche de levende dode wordt.

maandag, 29 december 2026 (11:40) - Citymagazine NL

In dit artikel:

Porsche heeft recent een forse winstdaling aangekondigd — volgens het artikel een daling van circa 99% — en dat nieuws wordt door de auteur gepresenteerd als een teken aan de wand voor de hele Europese auto-industrie. In Stuttgart en bij aandeelhouders heerst onrust, maar de echo reikt verder: in landen als Slovenië, waar veel onderdelen en toeleveranciers aan de Duitse automachine gekoppeld zijn, veroorzaakt het bericht ongerustheid over de toekomst van werk en inkomen.

Wat is er aan de hand? De kern van het probleem is niet alleen de eenmalige winstontwikkeling, maar een fundamenteler strategisch probleem: Duitse premiumfabrikanten hebben decennialang geprofiteerd van een duidelijke unique selling point — prestaties, bouwkwaliteit en technisch prestige — maar die voorsprong smelt weg door de snelle opmars van elektrische aandrijving en nieuwe concurrenten. Technologische vooruitgang heeft aspecten zoals acceleratie toegankelijk gemaakt voor veel meer merken; moderne elektrische auto's, ook van onbekendere Chinese merken of compacte stadsmodellen, halen inmiddels prestaties die vroeger exclusief waren voor sportauto's. Daarmee verliest het traditionele “premium”-verhaal van merken als Porsche veel van zijn betekenis.

De auteur wijst op meerdere structurele factoren: autodesign en productontwikkeling zijn traag (ontwikkelingscycli van bijna een decennium), waardoor fabrikanten moeilijk kunnen omschakelen naar een markt die zich razendsnel elektrificeert; klantenprofielen verouderen — veel kopers van dure Duitse merken zijn rijk maar ook ouder, waardoor modellen steeds meer comfort- en veiligheidsvoorzieningen voor senioren bevatten; en de merkwaarde wordt deels vervangen door nostalgie en theatrale oplossingen (bijv. kunstmatig motorgeluid via speakers), wat volgens de auteur zwakte en gebrek aan echte technische innovatie verraadt.

Tegelijkertijd groeit de concurrentie van Tesla en Chinese fabrikanten die “auto’s als softwareplatform” leveren: snelle laadsystemen, hoge-voltage-architecturen en AI-functionaliteiten die het rijden anders en in veel gevallen efficiënter maken. De schrijver betoogt dat Europa en Duitsland vooral bezig zijn met het verlengen van traditionele modellen en het zoeken naar tijdelijke beleidsontwijkingen — zoals het aanpassen of versoepelen van 2035-doelstellingen — in plaats van echt te versnellen in elektro- en softwareontwikkeling. Die beleidskeuzes zouden de transitie vertragen en China extra tijd geven om marktdominantie op te bouwen.

De gevolgen gaan verder dan merk en marktpositie: toeleverende landen als Slovenië, die onderdelen, lampen en andere componenten aan de Duitse industrie leveren, lopen risico op krimp als de Duitse productie verandert of in omvang afneemt. De metafoor in het artikel is scherp: als Duitsland verandert in een soort openluchtmuseum van vroegere auto-glorie, dan worden de Slavische onderaannemers de conciërges die als eerste worden ontslagen.

De centrale waarschuwing van het stuk is dat nostalgie en behoudszucht geen duurzame strategie zijn. De Duitse industrie is volgens de auteur gevangen in zijn eigen succesformules en in bureaucratische en regelgevende kaders die echte innovatie remmen. Voor landen als Slovenië betekent dat: niet blind blijven vertrouwen op het Duitse model, maar eigen pad uitstippelen — inzetten op nieuwe technologieën, diversifiëren van klanten en producten, en sneller integreren van digitale en elektrische oplossingen.

Kortom: de Porsche-situatie wordt gepresenteerd als symptoom van een bredere, Europese crisis in de auto-industrie: verouderde bedrijfsmodellen, demografische verschuivingen onder kopers, technologische disruptie door EV- en softwaregedreven spelers, en beleidskeuzes die de concurrentiepositie ondermijnen. De oproep is duidelijk: tijdig omschakelen naar stille, efficiënte, softwaregedreven mobiliteit is noodzakelijk; wie blijft vasthouden aan romantiek en traditie, loopt het risico op marginalisatie — en toeleveranciers in landen als Slovenië kunnen daarvan de eerste slachtoffers worden.